10 prioriteiten van het Vlaams ABVV voor de volgende regering
08/04/04 - Naar aanleiding van de Vlaamse parlementsverkiezingen op 13 juni a.s. maakt het Vlaams ABVV zijn 10 prioriteiten bekend.
- 1. Kies voor jobs.
- 2. Durf vernieuwen.
- 3. Zorg goed voor de zorg.
- 4. Beter werk en leren.
- 5. Hou het betaalbaar.
- 6. Recht op wonen, vervoer en een gezond leefmilieu.
- 7. Versterk de publieke dienstverlening.
- 8. Werk samen.
- 9. Luister naar het Middenveld en overleg met de sociale partners.
- 10. Wees solidair en denk internationaal.
1. Kies voor jobs.
De werkloosheid blijft onaanvaardbaar hoog en heel wat werknemers verkeren in onzekerheid over hun job. Werk moet de topprioriteit zijn tijdens de komende regeerperiode, ook vanuit een lange termijnperspectief. Het verhogen van de werkgelegenheidsgraad is een “must” in het licht van de toenemende vergrijzing van de beroepsbevolking. In het Pact van Vilvoorde werd dit overigens al afgesproken. Dit vergt radicale keuzes van de Vlaamse overheid want, ondanks de bijkomende middelen door het Lambermontakkoord, is de ruimte voor nieuwe beleidsinitiatieven beperkt. Voor grote algemene lastenverlagingen voor bedrijven of particulieren is er in geen geval ruimte.
2. Durf vernieuwen.
Werk verschaffen is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de werkgevers. De overheid moet wel een passend kader bieden. In plaats van een beleid dat de nadruk legt op kostenconcurrentie en bijhorende lastenverlagingen voor de ondernemingen, moet gemikt worden op een offensieve groeistrategie, met nadruk op innovatie en kwaliteit. We vragen daarom dat het omgevingsbeleid (goede infrastructuur, voldoende industrieterreinen -die bovendien op duurzame wijze moeten ontwikkeld worden-, goed werkende overheidsdiensten…) versterkt wordt en dat de regering een innovatiestrategie uitwerkt:
- die aangeeft hoe we de toekomst van de Vlaamse industrie en diensten kunnen veilig stellen
- in overleg met alle sociale partners
- én met aandacht voor alle dimensies van innovatie, waaronder arbeidsorganisatie en opleiding.
Overheidssteun aan individuele bedrijven moet voorbehouden blijven aan bedrijven die een uitgesproken inspanning leveren op het vlak van innovatie of die echt hun maatschappelijke verantwoordelijkheid opnemen.
Bedrijven die het sociaal overleg respecteren en via bestaande instrumenten kunnen aantonen dat ze maatschappelijk verantwoord ondernemen (via een overlegd en goedgekeurd mobiliteitsplan, diversiteitsplan, opleidingsplan, milieuzorgsysteem …) moeten hiervoor pluspunten krijgen in de beoordeling, waardoor ze meer kans maken op steun.
Het blijft een taak van de overheid om bedrijven in moeilijkheden actief op te sporen, op verzoek (van sociale overlegorganen in het bedrijf) te begeleiden en indien nodig door te verwijzen naar gespecialiseerde instellingen. Het Vlaams Agentschap Ondernemen moet deze taak op zich nemen.
3. Zorg goed voor de zorg.
Gezien de vele maatschappelijke behoeften zijn er ook nog heel wat tewerkstellingsmogelijkheden in de social profit–sectoren en de buurtdiensten.
Van de Vlaamse overheid verwachten we dat ze de wachtlijsten in thuiszorg, buitenschoolse kinderopvang, gehandicaptenzorg…via een meerjarenplan wegwerkt.
Vraagfinanciering (persoonlijke assistentiebudgetten, zorgverzekering…) sluiten we niet uit, maar we blijven ons verzetten tegen de invoering van dienstencheques die geen rekening houden met draagkracht van de zorgbehoevende en die als doel hebben het professionele aanbod in de social-profit opzij te zetten ten voordele van het commerciële aanbod, zoals de interim-sector. Overigens zijn dienstencheques een dure vorm van zorgfinanciering.
4. Beter werk en leren.
Het recht op trajectbegeleiding voor alle werklozen moet op korte termijn en vooral ook op een kwalitatieve wijze, gerealiseerd worden.
Om aan kansengroepen en langdurig werklozen echt perspectief op werk te bieden moet extra geïnvesteerd worden in werkervaring en in aangepast werk (sociale werkplaatsen, invoegbedrijven).
Maar het zijn vooral de ondernemingen die, mits een flankerend overheidsbeleid, een arbeidsmarktbewust personeelsbeleid moeten voeren, zoals de evenredige vertegenwoordiging van alle kansengroepen die -zoals afgesproken- tegen 2010 moet gerealiseerd zijn.
Om werkloosheid te voorkomen moet het aantal jongeren, dat de school verlaat zonder startkwalificatie, systematisch verminderd worden.
Dit veronderstelt: betere leerlingbegeleiding, modulering van de leerstof met deelbewijzen en garanties op alternerende leertrajecten voor alle deeltijds lerenden.
Bovendien moet echt werk gemaakt worden van een herwaardering van het technisch en beroepsonderwijs. Dit veronderstelt een efficiëntere inzet van middelen en infrastructuur en een verruiming van kwaliteitsvolle stagemogelijkheden. Maar dit vergt ook een grondige aanpassing van de onderwijsstructuur, zoals een meer polyvalente eerste graad en het weghalen van de beschotten tussen onderwijsvormen.
De positieve aanzetten om de loopbaancompetenties en -ontwikkeling van werknemers en het individuele recht op leren te versterken (opleidings- en begeleidingscheques, erkenning van verworven competenties, loopbaanbegeleiding…) moeten verder gezet worden. Daarbij moet er vooral voor gezorgd worden dat alle werknemers hiervan kunnen genieten. De uitvoering van het decreet “Titels beroepsbekwaamheid” moet absolute prioriteit krijgen, zodat in 2005 de eerste erkenningen kunnen plaats vinden.
De instrumenten voor de begeleiding van werknemers in moeilijkheden zijn inmiddels voorhanden (sociale interventieadviseurs; herplaatsingfonds voor outplacement, decretale regeling tewerkstellingscellen …). Het komt er nu op aan die actief in te zetten in samenwerking met de vakbonden en ze verder te optimaliseren (bijv. de premies arbeidsduurvermindering in bedrijven in moeilijkheden of in herstructurering.
De VDAB is het overheidsinstrument bij uitstek om deze doelstellingen te realiseren. De rol van de lokale werkwinkel als eerste lijnsloket voor werkzoekenden en werkenden moet versterkt worden.
Ook de samenwerking met sectoren en sectorale opleidingsinstellingen moet onverkort verder gezet worden, onder meer via sectorconvenanten.
Vlaanderen moet zich nog actiever inlaten met het Europese arbeidsmarktbeleid. In ieder geval moet de overheid preventief maatregelen nemen opdat alle nuttige projecten gegarandeerd blijven, ook al valt de ESF-steun vanaf 2007 (gedeeltelijk) weg.
5. Hou het betaalbaar.
Het beleid van de Vlaamse overheid heeft een belangrijke invloed op het inkomen en de koopkracht van de werknemers.
We ondersteunen de beleidskeuze om openbare dienstverlening en een basispakket aan nutsvoorzieningen (water, elektriciteit…) gratis aan te bieden. Al moet de optie om de gratis hoeveelheid lineair uit te breiden in functie van het aantal gezinsleden wellicht bijgestuurd worden.
De kosten van sociale en ecologische openbare dienstverplichtingen (bijv. de verplichting tot het plaatsen van budgetmeters en tot het besparen van energie bij de klanten via REG-maatregelen), evenals de verplichting tot het leveren van een bepaald percentage groene stroom, mogen niet zomaar eenzijdig doorgerekend worden aan de kleinverbruikers. Wanneer men ervoor kiest om de grote energie-intensieve bedrijven (al dan niet gedeeltelijk) vrij te stellen van doorrekening in hun kosten, mag dit niet voor gevolg hebben dat de factuur voor de kleinverbruikers nog groter wordt. We staan er ook op dat de afvalwaterheffing een solidaire inspanning blijft vragen van alle doelgroepen, met inbegrip van de grote ondernemingen.
We vragen in elk geval een debat ten gronde over de Vlaamse fiscaliteit. Voor grote algemene belastingverlagingen is er geen ruimte.
Kleinere, selectieve bijsturingen willen we onderzoeken, op voorwaarde dat er niet geraakt wordt aan de progressiviteit en dat dergelijke maatregelen zich situeren binnen een verschuiving van belastingen op arbeid naar andere inkomensbronnen.
Bovendien moeten, indien nodig, ook nieuwe belastingen mogelijk zijn, zoals een omzetting van de huidige forfaitaire bijdrage aan de zorgverzekering in een zorgcentiem.
Ook de bestaande inkomenstoelagen moeten waar nodig verbeterd en versterkt worden. We denken in dit verband aan de studiefinanciering. Het nieuw systeem van studiefinanciering (in het hoger onderwijs) moet nog beter (optrekken van minimuminkomensgrenzen en van de maximumbedragen van de beurzen). In het leerplichtonderwijs moet er een duidelijke definitie komen van wat scholen kosteloos moeten aanbieden en wat wel moet worden betaald met invoering van een maximumfactuur. Maar we denken ook aan de huursubsidies, aan toelagen voor energiezuinige technieken voor de woning en aan een uitbreiding van de verzekering gewaarborgd wonen.
6. Recht op wonen, vervoer en een gezond leefmilieu.
De Vlaamse overheid heeft heel wat hefbomen in handen om de levenskwaliteit te bevorderen.
We willen dat ook in de komende regeerperiode gewerkt wordt aan het recht op kwaliteitsvol wonen, ondermeer via een bijkomende impuls van 20.000 nieuwe sociale huurwoningen.
Bovendien moet het verstrekken van sociale woonkredieten een publieke opdracht blijven.
Er moet ook een structurele oplossing komen voor de financieringsproblemen van sociale huisvestingsmaatschappijen.
Inzake mobiliteit verwachten we van de overheid dat ze nu vooral werk maakt van de kwaliteit van het openbaar vervoer (stiptheid, frequentie, afstemming met het spoor,…).
Het aantal bedrijfsvervoerplannen moet drastisch naar omhoog en uiteindelijk veralgemeend worden over alle bedrijven en industriezones.
Inzake milieubeleid willen we dat de overheid borg staat voor een billijke verdeling van de lasten.
Zo is Kyoto uitvoeren voor ons ook een sociaal project. Om de doelstelling te halen zal iedereen, ook de groep van de huishoudens, immers inspanningen moeten doen.
Die inspanningen kunnen enkel sociaal rechtvaardig zijn wanneer er een veel offensiever beleid komt inzake het rationeel energiegebruik voor de huishoudelijke sector.
Ook voor de huishoudens kunnen een aantal milieuregels eenvoudiger: de discussie over een betere en eenvoudigere milieuregelgeving wordt vandaag immers veel te eenzijdig naar het bedrijfsleven toe gericht. Inzake selectief inzamelen van afval en inzake de bodemwetgeving (attesten ,onderzoeken) bij verkoop van huizen en appartementen is er nochtans ook heel wat vereenvoudiging nodig.
De overheid moet ook meer werk maken van lokale conflictbemiddeling met betrekking tot milieuhinder door bedrijven.
7. Versterk de publieke dienstverlening.
Het bestuurlijk beleid kan nog altijd beter.
We willen dat regering en decreetgever in de komende periode de nadruk leggen op beleid en minder op nieuwe structuren.
In een aantal overheidsinstellingen is er door opeenvolgende hervormingen al een stuk veranderingsmoeheid opgetreden bij het personeel.
Bij de uitvoering van het kaderdecreet bestuurlijk beleid en de operationalisering van de Agentschappen moeten de belangen van de gebruiker van publieke diensten centraal staan en moet er evenzeer aandacht besteed worden aan de situatie van de personeelsleden.
In het bijzonder moet aandacht worden besteed aan de sociale implicaties van de personeelsmigraties.
Ook in de toekomst mag publieke dienstverlening niet herleid worden tot een basisdienstverlening.
Gezien het bijzonder karakter van de arbeidsmarkt bijvoorbeeld, moet de VDAB over een gewaarborgd aandeel beschikken voor het geheel van dienstverlening aan werkzoekenden en eventuele uitbesteding van diensten zelf kunnen regisseren.
Vormen van publiek-private samenwerking kunnen enkel onder strikte voorwaarden en kunnen zeker geen opstapje zijn naar privatisering. We gaan er van uit dat de overheid met de operatie Aquafin al voldoende leergeld heeft betaald.
Naast PPS moet ook publiek-maatschappelijke samenwerking mogelijk zijn met organisaties op het middenveld.
Voorwaarde is ook hier dat de dienstverlening in alle omstandigheden gegarandeerd blijft en de uitbesteding van welomlijnde taken een maatschappelijke meerwaarde oplevert en contractueel geregeld wordt. Ook voor de vakbeweging is hier niet alleen een projectmatige maar ook een structurele rol weggelegd op terreinen als toeleiding van werkzoekenden naar de arbeidsmarkt en sensibiliseren omtrent diversiteit in de ondernemingen.
8. Werk samen.
De Vlaamse overheid moet voluit gaan voor samenwerking met de andere beleidsniveaus.
Het lokale, maar ook het subregionale niveau moet erkend worden als belangrijk beleidsniveau.
Ook de samenwerking met de andere gewesten dient versterkt, niet in het minst met het Hoofdstedelijk Gewest.
In het debat over de toekomstige bevoegdheidsverdeling en financieringsregeling willen we dat men uitgaat van een aantal strikte voorwaarden, zoals het behoud van federale sociale zekerheid en van een voldoende solidariteit tussen de gemeenschappen. Onder die voorwaarden is een bevoegdheidsherverdeling bespreekbaar, indien dit tot een beter beleid kan leiden.
Vlaanderen moet zich actiever inlaten met het Europese beleidsniveau. Zo moet de Vlaamse regering het signaal geven dat het voorstel van “richtlijn inzake diensten in de interne markt” niet kan. Hiermee zouden immers ook in Vlaanderen de loon- en arbeidsvoorwaarden sterk ondermijnd worden (o.m. via het beginsel van het “land van oorsprong”).
9. Luister naar het Middenveld en overleg met de sociale partners.
We willen dat de volgende regering de rol van het middenveld ten volle erkent en hierover afspraken maakt bij het begin van de regeerperiode.
Als sociale partner willen we inspraak ten aanzien van alle belangrijke sociaal-economische regelgeving en beleidsplannen via de SERV en via strategische adviesraden over sociale en economische beleidsdomeinen.
We moeten als sociale partner ook betrokken worden bij de beleidsuitvoering op deze terreinen, het liefst via deelname in het bestuur van overheidsinstellingen, en waar dit niet kan, via de adviescomités bij de Agentschappen.
We vragen een herwaardering van het sociaal-economisch overleg met de regering in VESOC, door op geregelde tijdstippen overleg te plegen en afspraken te maken, niet alleen op het terrein van de arbeidsmarkt, maar ook inzake economie, innovatiebeleid, milieu, energie en mobiliteit.
Ook het hervormde overleg op streekniveau moet gevaloriseerd worden.
Zo moet het streekcharter het beleidskader vormen voor streekprojecten, ook deze van de Provinciale ontwikkelingsmaatschappijen.
De Vlaamse overheid moet tevens de economische democratie in de ondernemingen versterken.
Binnen haar bevoegdheden (opleiding, milieu, energie…)moet ze de ondernemingen, van klein naar groot, verplichtingen opleggen inzake informatie en overleg en dit in het bijzonder bij overheidssteun en overheidsbestellingen.
10. Wees solidair en denk internationaal.
De komende regering moet een solidair project voorleggen.
Met aandacht voor (kans)armoedebestrijding, gelijke kansen voor achtergestelde groepen en onthaal en participatie van nieuwkomers.
Belangrijk in dit verband is een bijsturing van het financieringsmechanisme in het leerplichtonderwijs zodat nog meer rekening wordt gehouden met het profiel van de leerling.
Ook internationaal moet de Vlaamse gemeenschap zich solidair opstellen, via internationale samenwerking en ontwikkelingssteun.
Vlaanderen moet in elk geval zijn bijdrage leveren bij het halen van de 0,7 %-norm, eventueel via een groeipad.
Ook de bijdrage van onze internationale vakbondswerking moet hierbij structureel erkend worden.
Bovendien moet ook een kader uitgetekend worden inzake wapenexport, waarbij fundamentele mensenrechten en ethische criteria een belangrijke plaats innemen.
Contact
- Jean-Marie De Baene - Diensthoofd - 02 506 82 23
Zoek op trefwoord
innovatie kinderopvang mobiliteit onderwijs sociaal overleg trajectbegeleiding