Ondernemerschapsconferentie: standpunt Vlaams ABVV
23/10/03 - Na de federale werkgelegenheidsconferentie, die het Vlaams ABVV beschouwt als een eerste - weliswaar bescheiden - aanzet naar meer werk en waarover we de standpunten ingenomen door het federaal ABVV Bureau op 11 en 14 oktober blijven onderschrijven, wordt in Vlaanderen nu een verdere stap gezet. De Vlaamse regering organiseert immers een ondernemerschapsconferentie. De start daarvan is gepland op 7 november.
Procedure
-
De invalshoek van deze conferentie mag niet beperkt blijven tot het bevorderen van het ondernemerschap (start en doorgroei van ondernemingen bevorderen). Ze moet in het teken staan van een grotere kwaliteit van het ondernemen en een offensief omgevingsbeleid van de overheid. Ook het preventief beleid naar ondernemingen in moeilijkheden en de begeleiding van bedrijfsherstructureringen moeten op de agenda staan.
-
Ze moet de vorm aannemen van een VESOC-overleg en dus maximum leiden tot drieledige besluitvorming. Bovendien moet ze de aanzet vormen tot een sterkere betrokkenheid van de sociale partners en het sociaal overleg bij het economisch beleid en het innovatiebeleid in al zijn facetten (bedrijfsopleidingen, O&O)-investeringen,...).
-
Op korte termijn moet ze uitmonden in een sociaal-economisch impulsprogramma met een evenwichtige spreiding over sociale en economische maatregelen.
Maar ook de lange termijndiscussie, ingezet met het Pact van Vilvoorde (beleidsdoelstellingen naar 2010) moeten we verder zetten. Dit vergt vooral een debat over de manier waarop deze doelstellingen moeten ingevuld worden.
Onze algemene uitgangspositie
- De industrie is nodig, ook in Vlaanderen
- We moeten concurreren op kwaliteit
- Nadruk leggen op omgevingsbeleid, zonder selectieve subsidies uit te sluiten
- We zoeken ondernemingen die hun maatschappelijke verantwoordelijkheid opnemen
- Alle stakeholders en beleidsniveaus moeten gemobiliseerd worden
- Moeilijkheden voorkomen (preventief beleid) en herstructureringen gepast begeleiden.
De concrete voorstellen van het ABVV
Inzake innovatiebeleid
- Het innovatiebeleid moet een breder draagvlak krijgen en sterker ingebed worden in het sociaal overleg. Zo moet het innovatiepact ook afgesloten worden met de vakbonden en jaarlijks geëvalueerd worden in het VESOC. Ook kan er een innovatieluik opgenomen worden in de sectorconvenanten.
- Het innovatiebeleid moet gericht zijn op de creatie van nieuwe of verbeterde producten, ook in onze traditionele sectoren, zodat we in een aantal “niches” kunnen uitblinken op basis van kwaliteit. Bovendien moeten een aantal gebieden aangeduid worden die vanuit maatschappelijk oogpunt prioriteit verdienen en projectmatige ondersteuning vanuit alle betrokken beleidsdepartementen (zoals milieutechnologie,alternatieve energie, vervoertechnologie).
- Niet alleen onderzoek, maar vooral de verspreiding van onderzoeksresultaten en de toepassing ervan (“innovatiediffusie”) moeten sterker ondersteund worden.
- Daarom pleiten we voor een verschuiving van directe O&O-subsidies voor bedrijven naar innovatiediffusie (via de collectieve onderzoekscentra en de Vlaamse Innovatie Samenwerkingsverbanden) en naar strategisch basisonderzoek.
- De werkingsmiddelen voor universiteiten en hogescholen moeten opgetrokken worden tot het niveau van de Europese koplopers.
Inzake risicokapitaalverschaffing
- Sedert de beursgang van de GIMV is er behoefte aan een investeringsmaatschappij die investeert in projecten met een hoog risico of een geringe rendabiliteit op de korte termijn. De Participatiemaatschappij Vlaanderen(PMV) moet deze lacune opvullen. We denken daarbij aan de oprichting van 2 Fondsen:
- Eén voor grote innovatieve projecten of projecten met een maatschappelijke meerwaarde, zoals Telenet respectievelijk Domus Flandria in het verleden.
- En een ander Fonds waarbij in samenwerking met het IWT, startende en jonge innovatieve technologieondernemingen ondersteund worden.
- Het Arkimedes-fonds dat de regering wil oprichten moet zich richten op dat deel van de markt dat te weinig bediend wordt door de private risicokapitaalmaatschappijen, nl. de sociale economie en de investeringen in KMO’s , voor bedragen lager dan 500.000 euro.
Inzake economische bereikbaarheid
- Het opstellen en uitvoeren van een bedrijfsvervoerplan moet gestimuleerd worden via advies-cheques (voor extern advies) en bedrijfsvervoerplannen-cheques (voor de uitvoering van de plannen). Deze steun moet afhankelijk gesteld worden van voorafgaand sociaal overleg. Meer algemeen vinden we dat de advies-cheques het best ingezet worden voor gespecialiseerde adviezen en niet voor de dagelijkse bedrijfswerking.
- Tot op heden wordt basismobiliteit beperkt tot ontsluiting van woonkernen, steden en plattelandsgebieden. Wij stellen voor dat het recht op basismobiliteit wordt uitgebreid naar de duizenden werknemers die werkzaam zijn op de industrieterreinen, mits een gedeelde financiering overheid/bedrijfsleven.
Inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen
- Ondernemingen die zich positief onderscheiden op sociaal of ecologisch vlak, moeten een voorkeursbehandeling genieten als het op overheidssteun aankomt.
Zo moeten bedrijven die bijvoorbeeld beschikken over een mobiliteitsplan, een milieuzorgsysteem of een diversiteitplan, bonuspunten krijgen bij de beoordeling van aanvraagdossiers voor expansiesteun.
- Zoals afgesproken in het kader van de federale werkgelegenheidsconferentie, moet werk gemaakt worden van de toepassing van sociale clausules bij overheidsopdrachten, en dit in overleg met de (sectorale)sociale partners.
Inzake sociale economie
Ook in de sociale economie is er een gebrek aan starters. Er moet meer bekendheid gegeven worden aan het instrument invoegbedrijven en invoegafdelingen en er is nood aan een betere begeleiding van de sociale economiebedrijven.
We stellen daarom voor om de incubatiecentra die vandaag reeds instaan voor promotie en begeleiding, beter te financieren (ook in functie van het aantal te begeleiden sociale economiebedrijven).
Inzake streekbeleid
Projecten die gemeenschappelijk vanuit het streekoverleg worden voorgesteld moeten prioriteit krijgen bij de beleidsuitvoering. Vooral projecten met een hefboomeffect voor de streekontwikkeling moeten absolute prioriteit krijgen.
Inzake preventief bedrijfsbeleid
Het ABVV gelooft niet dat KMO’s voldoende aan zelfonderzoek zullen doen. Een actieve opsporing van de overheid van bedrijven in moeilijkheden blijft nodig. Ook werknemers moeten het advies van een onafhankelijk expert kunnen inroepen. Deze taken - actieve opsporing en het uitvoeren van een onafhankelijke analyse op vraag van werknemers - dienen snel bij decreet ondergebracht te worden bij de op te richten Vlaamse huizen van Economie. Overigens heeft iedereen er belang bij dat die Huizen het enig loket zijn voor bedrijfsadvisering, dus inclusief exportbegeleiding.
Inzake begeleiding van bedrijfsherstructureringen
- De bestaande instrumenten (het Herplaatsingsfonds voor de ontslagbegeleiding van de ex-werknemers na faling of gerechtelijk akkoord; de aanmoedigingspremies bedrijven-in-moeilijkheden of in-herstructurering; het sociaal interventieteam van de VDAB) moeten meer bekendheid krijgen en waar nodig versterkt worden. Daarbij denken we ondermeer aan de herplaatsing van werknemers met een beperkte arbeidsgeschiktheid en aan arbeidsherverdelende maatregelen voor oudere werknemers.
- Bovendien moet er werk gemaakt worden van het instrument Tewerkstellingscel. Naast de federale, financiële stimulansen, moet er ook een Vlaams beleidskader komen, zodat op een meer systematische wijze alle partners snel gemobiliseerd worden voor de herplaatsing van de getroffen werknemers. De regionale overlegstructuren (SERR/RESOC in de toekomst) kunnen hierbij een rol spelen wanneer meerdere bedrijven betrokken zijn en bij het zoeken naar nieuwe activiteiten (territoriale pacten op dit moment).
Contact
- Jean-Marie De Baene - Diensthoofd - 02 506 82 23