Minister Muyters, graag wat meer respect voor Vlaams sociaal overleg
26/01/2017 - In een open brief voor het tijdschrift Sampol, schrijft algemeen secretaris Caroline Copers dat Philippe Muyters meer kan doen om de resultaten van het Vlaams sociaal overleg te honoreren.
De specifieke problemen in één sector kunnen en mogen niet leiden tot algemene en ondoordachte wijzigingen in de regelgeving met nefaste gevolgen voor de jongeren zelf. De discussie laait al jaren op, en illustreert alleen maar de flexibiliteitshonger van de bedrijfswereld. Volgens UNIZO willen de werkgevers rechtszekerheid als het jobstudenten betreft. ABVV-jongeren willen vooral rechtszekerheid voor de jongeren zelf, wanneer die als jobstudent ingeschakeld worden in de horeca.
Het tekort aan personeel in de horeca aan de kust dient aangepakt te worden in de sector zelf. Er zijn immers jobstudenten genoeg, alleen kiezen ze vandaag liever voor financiële zekerheid en goede loon- en arbeidsvoorwaarden. De ABVV-jongeren wensen geen nieuwe wetswijzigingen meer aan de regelgeving voor jobstudenten. Pas na een grondige evaluatie van de vorige ondoordachte wetswijzigingen zullen eventuele nieuwe aanpassingen voor de ABVV-jongeren kunnen op tafel gelegd worden. Dit werd binnen de regering en met de sociale partners zo afgesproken.
Verder vragen we de pers om géén concrete cijfers met betrekking tot het toegelaten aantal te werken uren of dagen en de toepassing van de fiscale en RSZ-wetgeving meer te vernoemen in persartikelen, vermits de chaos en de onduidelijkheid hierover bij de jobstudenten zelf nog steeds niet opgehelderd is. M.a.w. gelieve de geldende regels te publiceren en niet te verwijzen naar wat UNIZO of anderen verhopen.
Meer info mbt "ondoordachte wijzigingen in jobstudentenstatuut": www.abvvjongeren.be -> persberichten
Meer info over de geldende regels: www.abvvjongeren.be -> je recthen en plichten als jobstudent
Beste Minister Muyters,
Beste Philippe,
Je draait al een hele tijd mee in het sociaal overleg op Vlaams niveau. Al van in de jaren negentig, toen je administrateur generaal was van de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen. Maar ook daarna, toen je aan het hoofd stond van werkgeversorganisatie VOKA. We hebben samen heel wat pacten en akkoorden gesloten: het jeugdwerkloosheidsplan van Frank Vandenbroucke, de eerste uitbestedingen bij de VDAB, de systematische aanpak voor werkloze ouderen, de premie voor mensen met een arbeidshandicap … Vaak ging het moeilijk. Maar vaak zijn we er ook in geslaagd om onze ideologische tegenstellingen te overbruggen, samen met de andere sociale partners, en tot compromissen te komen die we ten aanzien van onze achterban konden verdedigen.
Daarna werd je minister van Werk, in 2009. We hadden vaak kritiek op je beleid, maar we konden desondanks nog steeds akkoorden sluiten. Rond de alternatieven voor de jobkorting, rond een werkgelegenheids- en investeringsplan als antwoord op de crisis, een loopbaanakkoord, een pact met doelstellingen tegen het jaar 2020. Ook al staan we ideologisch ver van elkaar, we konden op heel wat punten een gemeenschappelijk gedragen resultaat bereiken, ook al was dat misschien niet in alle dossiers even makkelijk.
We weten dat je het sociaal overleg goed kent. Het belang ervan, de moeilijkheid om soms tot akkoorden te komen en de waarde van de compromissen die gesloten worden. Des te pijnlijker is voor ons de vaststelling: van die plannen die we in het verleden samen als sociale partners hebben uitgewerkt, schiet er vandaag niet zoveel meer over. Meer nog, van de recentste akkoorden zoals het Banenpact heb je zelf gekozen welke elementen je wilde gebruiken en welke niet, waarmee het evenwicht in de consensus tussen sociale partners onderuit werd gehaald. Een voor mij nieuwe manier van werken die ons op onbekend terrein brengt …
Er is deze legislatuur al veel verdwenen. Zo’n 20.000 werklozen die vroeger via de activa-maatregel aan de slag waren bij een private werkgever, zien daar nu een einde aan komen. Voor het merendeel gaat het om langdurig werklozen, waarvan we er vandaag een recordaantal hebben (bijna 70.000). Wat er in de plaats komt, na lang aandringen van zowel werknemers- als werkgeversorganisaties, is een aanwervingspremie waar niemand echt tevreden mee is. Niet de werkloze, die niet langer van een duurzame job verzekerd is, niet de werkgevers, die in plaats van de vroegere 35.000 euro over 3 jaar nu terugvallen op 4.250 euro voor maar 1 jaar.
In de hervorming van het PWA-systeem, die momenteel voorligt maar nog niet helemaal duidelijk is, worden 12.000 PWA-werknemers in de onzekerheid gestort. De 13.130 mensen die zij thuis helpen met de tuin, klusjes en begeleiding of oppas van zieken en kinderen, en de 3.662 scholen, gemeenten, tuinbouw- en landbouwbedrijven, vzw’s en stadsdiensten die van hun diensten gebruik maken, dreigen in de kou te komen staan.
90.000 dienstenchequewerknemers kreunen nog steeds onder loon- en arbeidsvoorwaarden die niet worden aangepakt, alle overheveling van bevoegdheden ten spijt. Zij zagen wel hun onkostenvergoeding in het gedrang komen en hoe de verplichting voor dienstenchequebedrijven om 60% van hun aanwervingen in te vullen met uitkeringsgerechtigde werkzoekenden of leefloners werd afgeschaft.
Wat in de VDAB ooit begon als een goedbedoeld experiment om de meerwaarde van externe partners optimaal in te schakelen, is ondertussen uitgegroeid tot een heus tenderbeleid dat de rol van de publieke bemiddelingsdienst de facto dreigt uit te kleden. Het budget van de VDAB wordt al jarenlang bevroren of verminderd. Het budget voor uitbesteding vermenigvuldigde ondertussen tot meer dan het tienvoud van wat het ooit was, en bedraagt nu meer dan 100 miljoen euro. Waar het mee begon: de meest efficiënte en goedkope actoren inschakelen, lijkt stilaan naar de achtergrond verdwenen in ruil voor een blind geloof in de markt. Of dit de dienstverlening ten aanzien van de zwaksten ten goede komt is maar de vraag.
De positie van mensen met een migratieachtergrond op de arbeidsmarkt blijft bedroevend in Vlaanderen. Dat dit ook zo is wanneer je het vergelijkt met de buurlanden, bewijst dat het over meer gaat dan ‘talenten’. Toch werd deze legislatuur beslist om de diversiteitsplannen voor bedrijven af te voeren, nochtans door sociale partners gedragen en door onderzoekers positief geëvalueerd. Elke poging tot nultolerantie voor discriminatie wordt afgeblokt met het argument dat Vlaanderen niet alle bevoegdheden heeft en dat er een belangenconflict dreigt. Dat we beter geloven in zelfregulering. Door je partij wordt zelfs gezegd dat racisme “relatief” is …
Zowel jongeren als ouderen schreeuwen om jobs en een degelijke begeleiding naar werk. Als antwoord hebben ze voorlopig vooral meer plichten gekregen. Door de aangepaste beschikbaarheid voor SWT’ers (tegen het compromis van de federale sociale partners in) en door extra controles en voorwaarden voor jongeren in hun beroepsinschakelingstijd. Daar geen geloof in zelfregulering. Die plichten komen van het federale niveau, zal je misschien zeggen, maar iedereen in Vlaanderen weet dat het vooral zaken zijn die bij ons operationeel moeilijk hard te maken zijn en vooral de efficiëntie tegenwerken. Is dat dan geen belangenconflict waard?
En wat die jobs betreft: we zien vooral het afschaffen van betaald werk, de gesco’s, de wep+ plaatsen, en het invoeren van lange periodes van onbetaalde stages. Wat is er gebeurd met de ‘kortste weg naar werk’? Het aantal werklozen met een uitkering daalt. Maar daarmee is meteen ook de keerzijde gezegd: het aantal leefloners en werklozen zonder uitkering swingt de pan uit. Mensen worden uit de werkloosheid en in de armoede geduwd. Armoede die onder deze regering alleen in stijgende lijn gaat …
Zijn we nu te kritisch? Ligt het aan het feit dat deze regering “de onze” niet is en brengen we gewoon een politieke boodschap? Wie er de SERV-adviezen op naleest – altijd in consensus tussen vakbonden en werkgevers uitgebracht of helemaal niet uitgebracht -, die ziet nochtans ook daar veel kritiek. Want het sociaal overleg werkt nog steeds, ook in deze moeilijke omstandigheden en woelige periode. Alleen wordt er steeds minder naar geluisterd. En dàt geldt niet alleen voor jou, Philippe.
Maar net omdat jij heel goed weet hoe dat sociaal overleg werkt, stelt ons dat des te meer teleur. We zien het verschil met het belang dat je er vroeger aan hechtte. Vroeger werden er tripartiete akkoorden gesloten, ook met jou. Deze legislatuur was er nog geen enkel. Er zijn nu akkoorden onder sociale partners, waar de regering naar believen uit selecteert maar zonder zich tot een gemeenschappelijke visie of geheel aan maatregelen te engageren. Ook in de structuren zien we die desinteresse voor sociaal overleg. De SERR’s en RESOC’s – de lokale broertjes van de sociaal economische raad van Vlaanderen, waarin de sociale partners onderhandelden over zaken als streekbeleid of sociale economie – werden met de grond gelijk gemaakt. Vandaag ligt er op Vlaams niveau een groenboek bestuur voor, waarin wordt voorgesteld om de verplichte advisering door sociale partners over heel wat beleidszaken af te schaffen.
Dit gaat voor mij over meer dan een politieke overtuiging. Dit gaat over meer dan het oneens zijn met het gevoerde beleid. Dit gaat er voor mij niet over dat men moet knielen voor sociale partners en akkoorden blind moet uitvoeren, maar wel om werkgeversorganisaties en vakbonden hun democratische rol te laten spelen. Met respect voor elkaar en over ideologische strekkingen heen. En dit vanuit de overtuiging dat waar vakbonden en werkgevers elkaar wél vinden, er een draagvlak is voor verandering. Voor dat draagvlak, Philippe, zou je beter meer respect betonen. Het kan alleen maar je beleid verbeteren.
Caroline Copers, algemeen secretaris Vlaams ABVV
Downloads
Contact
- Caroline Copers - Algemeen Secretaris - 0475 32 44 47